Voorwoord ACOM Journaal september 2024

Op het moment dat ik dit voorwoord schrijf is de Defensienota net uit en daar word ik gematigd vrolijk van. Uiteraard goed om te zien dat er op veel vlakken daadwerkelijke uitbreidingen komen en dat er veel aandacht is voor personeel en voor het “whole of society-principe”.

Defensie kan het in Nederland niet alleen, maar ook internationaal zijn en blijven we van velen afhankelijk. Als Defensie in het algemeen en de krijgsmacht in het bijzonder worden versterkt zal onze bijdrage aan de internationale verbanden, waaronder de NAVO, worden versterkt. En uiteindelijk is de kracht van (bijvoorbeeld) de NAVO het gegeven dat de gezamenlijke output en kracht altijd groter moeten zijn dan de som van de individuele mogelijkheden van alle landen afzonderlijk.

Ook goed om te constateren dat er veel aandacht is voor personeel en dat er geld is gelabeld voor zowel instroom als behoud. Met alleen materieel, materiaal en extra geld gaan we echter geen oorlog(en) winnen. En laat ik daar duidelijk in zijn, ik hoop dat we nooit een oorlog hoeven te winnen, maar zeker nooit meer een oorlog hoeven te verliezen. De essentie van een sterke(re) krijgsmacht (en dus Defensie) is immers de afschrikkende werking. De potentiële vijand moet inzien dat wij samen met onze partners zo sterk zijn dat hij het niet in zijn hoofd durft te halen om daadwerkelijk aan te vallen. Zo houden we de eventuele oorlogen ver van ons.


En nogmaals, dat gaat niet alleen met extra materieel, materiaal en geld. Daar hebben we bovenal, zowel kwantitatief als kwalitatief, meer personeel voor nodig. En dat is dan ook het deel waardoor mijn vrolijkheid over de Defensienota enigszins wordt getemperd. Als we binnen drie jaar ca. 50 tanks laten instromen is dat perfect. Maar waar halen we de bijbehorende ca. 300 militairen vandaan die we daarvoor nodig hebben? Van buiten in laten stromen lijkt niet reëel, en als we ze intern Defensie gaan opleiden en trainen gaat dat weer direct ten koste van de toch al veel te lage vulling van andere operationele eenheden.

En willen we die mensen daadwerkelijk stationeren in Duitsland? En hoe lang gaan we die mensen daar dan plaatsen? En hoe gaan we dan om met de regelingen dienaangaande? Buitenlandplaatsingen van meerdere jaren zijn vrij normaal, maar in principe voor een reguliere plaatsingsduur. Ik zie daar veel kansen, maar ook veel uitdagingen. Uitdagingen die we graag samen met Defensie willen aangaan, in het belang van personeel én organisatie.

Overigens is dit maar één voorbeeld. Voor al het nieuwe materiaal gelden vergelijkbare uitdagingen. Nieuwe schepen voor de Marine zijn broodnodig, maar als we nu al schepen tegen de kant leggen door een tekort aan personeel dan is daar ook nog wel wat te doen. En dat geldt uiteraard voor alle uitbreidingen.


Dat is dan ook een mooi bruggetje naar een andere discussie waarover u meer kunt lezen in deze editie van ACOM Journaal. Wat voor werkgever wil Defensie zijn als ze militairen wil tegenhouden op het moment dat ze naar een andere functie willen gaan? Of dat nu een bevordering is of iemand die graag een tijdje ‘paars’ wil werken in verband met een betere balans tussen werk en privé. Of simpelweg omdat men elders een mooie functie ziet. “De baas” is toch echt van mening dat hij/zij eenieder in die situatie kan beperken indien het dienstbelang daar om vraagt. Wij zien dat echt anders! Wij staan u graag (juridisch) bij als u daarmee geconfronteerd wordt.
Veel leesplezier en stay safe.