Voorwoord ACOM Journaal oktober 2023

Uw voorzitter

De tijd vliegt en we hebben zowaar alweer mogen proeven aan de herfst, – al was het maar voor één dagje. De herfst is altijd een vreemd jaargetijde waarin veel meer verandert dan het weer en de kleur van de wereld om ons heen. Het is ook de voorbode van de winter en eenieder ervaart dat op een andere wijze. Als we van een afstand bekijken wat dat zal doen inzake de oorlog in de Oekraïne blijft het koffiedik kijken, maar dat er iets zal veranderen is wel duidelijk.


Ook binnen Defensie verandert er veel, maar ik geloof niet dat dit zozeer te maken heeft met de herfst. Er zijn de nodige functiewisselingen geweest in de top van Defensie en de Algemene beschouwingen spelen zich op het moment dat ik dit schrijf af in het ‘Haagse’. Van het laatste verwacht ik overigens niet zoveel inzake Defensie. De begroting zal vast niet enorm worden bijgesteld en derhalve zal het wel blijven bij een enorme stijging van de begroting enerzijds en het gegeven dat we wederom niet voldoen aan de overeengekomen (minimaal) 2% besteding van het BBP aan Defensie.


De wisselingen binnen de top van Defensie (onder wie defensieonderdeelcommandanten, de secretarisgeneraal, de directeur-generaal beleid, de HDFC en, in de nabije toekomst de bewindspersonen) is echter wellicht een ander verhaal. Dit zijn immers allemaal personen die een bepaald stempel moeten drukken op de noodzakelijke keuzes. Hiermee wil ik overigens geen oordeel vellen over de mensen die er al langer zaten (of zitten) of over de mensen die er net zitten of nog moeten komen. Niet elke verandering is per definitie een verbetering, – dat is dus ook van toepassing op deze wisselingen; nogmaals zonder dat als oordeel te benoemen.


Voor mij is het dan ook simpel. Of er nu nieuwe mensen zitten of niet, we moeten het samen doen. De sociale partners in de sector Defensie moeten ervoor zorgen dat er zaken ten goede veranderen voor Defensie in het algemeen en voor het defensiepersoneel in het bijzonder.


Als we binnen Defensie blijven doen wat we deden dan krijgen we wat we altijd kregen. En dat is simpelweg niet genoeg. Er is nog steeds sprake van grote aantallen (militaire) vacatures en een te grote werkdruk. En let wel, die druk zal de komende tijd zeker niet afnemen. Er zal nog steeds veel getraind en geoefend moeten worden om te zorgen dat Defensie er staat als het ertoe doet. – In geval van een echte crisis of inzet is tweede worden immers geen optie.


Wat mij betreft is er recent een eerste stap gezet die zou moeten helpen de vulling van de krijgsmacht te verbeteren: de (voorwaardelijke) vaste aanstelling voor soldaten en korporaals. Maar daarmee zijn we er nog niet. We dienen ook snel afspraken te maken over de alternatieve aanstelling van onderofficieren en officieren voor één specifieke functie en periode van maximaal 3 tot 7 jaar. Bovendien is nog wel het nodige te verbeteren aan de arbeidsvoorwaarden en de balans tussen werk en privé.


Vaak vraagt men mij ook wat ik nu vind van zaken als dienjaar, gap-year en deeltijd-militairen. Laat ik daar in dit voorwoord ook maar kort op reageren. Dienjaar en gap-year kennen we alleen vanuit de media en ‘loze kreten’. Op de formele overlegtafel hebben we daar niet over gesproken. Ik zie er thans niet zoveel heil in omdat er grote issues door ontstaan (onder andere het gegeven dat we als Nederland hebben gekozen voor een beroepsleger en het hier om reservisten gaat die we niet verplicht kunnen inzetten of uitzenden).


Voor deeltijd-militairen is het nog eenvoudiger. Er bestaan geen deeltijd-militairen. Er kunnen wel reservisten zijn die voor minder dan een voltijdsaanstelling opgeroepen zijn in werkelijke dienst én er kunnen militairen zijn die (al dan niet onbetaald) deeltijdverlof genieten. Maar dat is echt iets anders dan een deeltijd-militair