Voorwoord ACOM Journaal april 2025

De Kamerbrieven, intranetberichten en mediamomenten van Defensie zijn niet meer te tellen. Ik ga gelukkig ook niet over de uitingen van anderen in het algemeen en van Defensie in het bijzonder. Toch valt er wel een bepaalde rode draad op. Wij zeggen al jaren dat Defensie er grote moeite mee heeft zich te houden aan wet- en regelgeving en om gemaakte afspraken na te komen.

Als ik nu eens kijk naar de Kamerbrief “Onze mensen, onze toekomst; meer, beter en sneller“, van 24 maart jl. vallen er wel een paar zaken op. Allereerst kan er wat mij betreft geen discussie over bestaan dat Defensie op vele vlakken serieuze stappen moet zetten. Qua materiaal, materieel, infrastructuur en last but not least qua personeel.

Als we echter kijken naar een aantal zaken die in de brief genoemd worden dan roept dat nogal wat vragen op. Zo staat er dat Defensie met het oog op het huidige dreigingsbeeld nog sneller dan aanvankelijk gepland moet kunnen groeien en moet veranderen van een organisatie die vooral was ingericht op het kunnen uitvoeren van missies in het kader van de tweede hoofdtaak, naar een organisatie die voortdurend inzetgereed is.

Defensie wil die nieuwe organisatie in 2030 of zoveel eerder als mogelijk hebben gerealiseerd. Dat roept dan meteen vragen op. Hebben we de tijd tot 2030 om e.e.a. te realiseren. De spanningen lopen dagelijks op en dan lijkt 2030 wel heel erg ver weg.

Vervolgens staat er onomwonden dat Defensie klaar staat om zo nodig te vechten. Dan is de vraag of men het serieus heeft over heel Defensie of over de krijgsmacht? Als men op Defensie doelt hoe en waar wil men de zeer noodzakelijke burgercollegae dan inzetten? Als men het heeft over de krijgsmacht, hoe zit het dan met de soms zeer beperkt opgeleide dienjaarmilitairen en de reservisten?

Verderop in de brief spreekt men over de vulling. Het zou dan (aanvankelijk) gaan om ongeveer 100.000 mensen: beroepsmilitairen, reservisten (veelal in deeltijd) en burgerpersoneel. Rijst de vraag: als een reservist voltijd werkt moeten we hem of haar dan niet gewoon aanstellen als beroepsmilitair, al dan niet met een tijdelijke aanstelling?

En dan de regelgeving. Hoe gaat men de reservisten verplicht laten opkomen “als het er om spant”. Hoe staat het met de zekerheden van de reservisten die dan verplicht worden huis en haard en ook hun andere werkgever tijdelijk (hoe lang is tijdelijk?) te verlaten om bij Defensie het o zo belangrijke werk te verrichten?

In een eerdere Kamerbrief beloofde Defensie duidelijkheid te scheppen over het meer verplichtende karakter van de reservistenstatus. Daar zouden wellicht nog afspraken over gemaakt moeten worden met werkgevers. Weinig tot niets meer over gehoord.

Ook verrassend is de zinsnede over onze burgermedewerkers. Er zou sprake zijn van een “schaalbare burgercapaciteit”. Hoe ziet men dat? Hoe kan men burgermedewerkers met een deeltijdaanstelling (en soms ook nog een andere baan) verplichten om meer te werken als Defensie dat vereist? Zo zijn er veel meer vragen maar tot slot. Alle medewerkers van Defensie, nu en in de toekomst, dienen vooraf duidelijkheid te hebben over alle rechten en plichten. Maar bovenal dient men volledig en juist opgeleid, opgewerkt en getraind te zijn voor de uit te voeren taken en uiteraard kunnen beschikken over de beste middelen, kwalitatief en kwantitatief, om die taken uit te voeren.