Voorwoord ACOM Journaal mei 2024
4 en 5 mei zijn en blijven voor mij heel belangrijke dagen. Op 4 mei herdenken we in Nederland de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in Europa en in Zuidoost-Azië. In veel gevallen herdenken Nederlanders in het buitenland dit overigens ook. Zeker onder militairen wordt daar bij stilgestaan voor zover de werkzaamheden of inzet dat toelaten.
Sinds 1961 herdenken we daarnaast ook de slachtoffers van oorlogssituaties en vredesoperaties waarbij Nederland betrokken was na de Tweede Wereldoorlog. Het gaat hierbij immers om mensen, militairen, verzetsstrijders maar ook burgers, die het hoogste offer hebben gebracht voor de vrijheid waar wij nu in leven. Een vrijheid die overigens steeds meer onder druk komt te staan en steeds minder vanzelfsprekend is.
Op 5 mei vieren we vervolgens onze vrijheid. Dan vieren we de bevrijding van Nederland in 1945 en dat we sindsdien in vrijheid leven. Ook staan we op die dag stil bij de waarde van vrijheid, democratie en mensenrechten.
Als we dan kijken naar de waarde van “vrijheid”, “democratie” en “mensenrechten” vallen uiteraard een aantal zaken op. De waarde van deze elementen an sich is niet in geld uit te drukken. En toch is daar dagelijks discussie over. Hoeveel hebben we nu over voor Defensie? Is 2% van het BBP het afgesproken minimum, de nieuwe ondergrens of een tussengrens naar wat echt nodig is?
Voor mij staat als een paal boven water dat Nederland zich in die zin moet houden aan gemaakte afspraken, maar vooral moet zorgen voor een adequate kwantitatieve en kwalitatieve vulling (inclusief de mensen en middelen om het voortzettingsvermogen te kunnen borgen) van Defensie in het algemeen en de krijgsmacht in het bijzonder. En dan heb ik het over zowel personeel, materiaal als materieel. Vrijheid is immers nooit vanzelfsprekend en zeker niet gratis.
In een democratie is de voltallige bevolking soeverein en is alle autoriteit gebaseerd op de “instemming” van het volk. Daar horen derhalve ook de grondrechten bij en enkele van die grondrechten zijn het demonstratierecht en het recht op vrijheid van meningsuiting. Ook dat zijn mensenrechten. Een groot goed voor mij, zoals elk artikel in de Grondwet. Maar hoe mensen het respectloze gedrag kunnen hebben om zelfs maar te opperen om, met welke reden dan ook, de Dodenherdenking te willen verstoren is voor mij echt onbegrijpelijk. Die paar minuten herdenken we de hoogste offers die gebracht zijn om ons óók die vrijheid en grondrechten te laten behouden. Schandalig! Er zijn dit jaar 527.038 minuten om te demonstreren. Daar horen, wat mij betreft, die 2 minuten op 4 mei niet bij.
Tot slot viel mij op dat in de media vaak gesproken wordt over het “voorbereiden van de BV Nederland op een mogelijke oorlog”. En dat brengt mij op een vraag: Stel, het komt zover dat Nederland direct betrokken wordt bij een oorlog of gewapend conflict op ons eigen grondgebied of in één van de landen van onze bondgenoten. Wat gaat ú dan doen? Demonstreren, snelwegen blokkeren, klagen dat 2% voor Defensie toch echt te veel is? Of meldt u zich aan als militair, of ziet u een rol voor uzelf weggelegd als verzetsstrijder? Ik weet wel wat ík zal gaan doen. Maar bij het stellen van die vraag aan uzelf of anderen, kan ik me zomaar indenken dat het besef dat we dankbaar en respectvol moeten blijven herdenken alleen maar groter wordt.
Lest we forget!
Voorwoord ACOM Journaal april 2024
Allereerst moet ik wederom constateren dat het er in de wereld niet veiliger op wordt. Op vele plaatsen in de wereld lopen de spanningen alleen maar verder op.
Waar nodig en mogelijk proberen Nederland in het algemeen, en de Nederlandse Defensieorganisatie in het bijzonder, een bijdrage te leveren. Vaak door middel van inzet, zoals in de Rode Zee, het droppen van humanitaire hulppakketten in Gaza of de trainingen van Oekraïense militairen. En zo kunnen we nog een aardig lijstje maken. Nog vaker echter gebeurt dit door financiële hulp of door het direct leveren van schaarse militaire goederen, zoals bijvoorbeeld aan Oekraïne.
Zo stond net weer in de Telegraaf dat premier Rutte benadrukte dat de eerder toegezegde steun in de vorm van Patriot-raketten aan Litouwen zal worden gestand gedaan. De Baltische staten bevinden zich immers nog een stuk dichter bij de Russische agressor dan wij. Zo gaat Nederland in de komende zomer samen met Litouwen oefenen met de Patriot, en dat is uiteraard om te laten zien wat die machtige Patriots kunnen, maar bovenal een morele steun voor de Litouwers.
Ook de inmiddels uit de vaart gehaalde mijnenjager Zr.Ms. Vlaardingen, immers pas 35 jaar jong, is aan Oekraïne toegezegd, inclusief de daarbij behorende training. Ik ben oprecht benieuwd wie dan die training gaan geven en wanneer, want de Marine heeft naar mijn bescheiden mening toch echt een tekort aan personeel (en schepen).
Van een heel andere orde is het gegeven dat deze week weer bij ca. 200.000 Nederlandse jongeren (m/v), de alom bekende dienstplichtbrief op de mat is gevallen of gaat vallen. Velen denken dat de dienstplicht in Nederland is afgeschaft, maar dat is zeker niet het geval. Wel is de opkomstplicht sedert 1 mei 1997 opgeschort, - maar dat is iets heel anders. In Nederland kan men, zo staat er ook in de brief te lezen, opgeroepen worden in militaire dienst als de regering daar, in uitzonderlijke situaties, toe besluit.
Ook wordt ditmaal in de dienstplichtbrieven voor het eerst verwezen naar het “Dienjaar Defensie”. Dat is in september 2023 van start gegaan en inmiddels zijn er ruim 200 dienjaarmilitairen aangesteld. De verwachting (of wens) van Defensie is, dat dit aantal in 2025 groeit naar 1.000. Ik moet het allemaal nog maar gaan meemaken.
In een interview met de toenmalige C-LAS, luitenantgeneraal Martin Wijnen, in de Telegraaf van eind vorig jaar, gaf hij al aan dat het aantal “dienjaarmilitairen” zou moeten groeien naar 2 á 3.000 per jaar. Geen idee waar we die zouden moeten laten verblijven, opleiden of trainen en wie dat dan zouden moeten doen.
In dat verband ben ik dan ook verheugd dat er inmiddels Kamervragen zijn gesteld over hoe men dat wil gaan doen en wanneer grotere aantallen realistisch zijn. Misschien kunnen we dan ook eens het gesprek beginnen over hoe we dat moeten gaan regelen en welke aanstellingsvorm en rechtspositie daarvoor passend zouden (kunnen) zijn.
Nu wordt er altijd wel heel makkelijk gewezen, zo ook door generaal Wijnen in het bovengenoemde Telegraaf-interview, op het Scandinavisch dienjaarmodel. Maar voor zover mij bekend heeft men in Finland nooit besloten de dienstplicht of opkomstplicht af te schaffen. Ook de Duitse minister van Defensie, Boris Pistorius, heeft laten vallen dat de dienstplicht wellicht weer moet worden geactiveerd.
Waar dit ons allemaal gaat brengen zal de tijd leren en is wellicht ook afhankelijk van de voortgang van de formatie.