Voorwoord ACOM Journaal april 2019
Op het moment dat ik dit voorwoord begin te schrijven voor
ACOM Journaal is het een herfstachtige dag. Niet alleen qua weer, maar ook qua
gevoel. Het is koel en somber, bij tijd en wijle zelfs guur. Zoals u vast heeft
meegekregen heeft de CCOOP, waar wij in het Sector Overleg Defensie (SOD) deel
van uitmaken, op 25 maart jl. bekendgemaakt vooralsnog niet meer fysiek deel te
nemen aan de vergaderingen van de Werkgroep arbeidsvoorwaarden.
Een ‘dubbel’ gevoel, maar wel een weloverwogen besluit. Zo
een besluit nemen wij immers niet lichtvaardig. Wat de redenen waren voor dit
besluit heeft u inmiddels kunnen lezen op de website of in de nieuwsbrief.
Anders staat er nog het nodige hierover in dit nummer van ACOM Journaal.
Uiteraard zitten wij het liefst aan de onderhandelingstafel om te werken aan
een goed onderhandelaarsresultaat arbeidsvoorwaarden voor het
Defensiepersoneel. En dat uiteraard op korte termijn. Wij zeggen namelijk keer
op keer dat het personeel recht heeft op een arbeidsvoorwaardenpakket waar
respect en waardering uit blijkt. Maar daarnaast ook op een voldoende personele
vulling, kwalitatief en kwantitatief voldoende
materieel en materiaal. Voldoende oefendagen om waar dan ook ter wereld
de opdracht uit te kunnen voeren die u aan Defensie geeft. Vandaar dan ook het
‘dubbele’ gevoel. Het is nooit in het belang van het Defensiepersoneel, onze
leden in het bijzonder, als wij niet mee onderhandelen. Het is ook niet goed om
dat wel te doen zonder voldoende vertrouwen.
Maar tussen het moment waarop ik dit voorwoord begon te
schrijven en het starten van de drukpersen brak de zon even door op deze
herfstachtige dag. In een goed gesprek tussen vertegenwoordigers van de CCOOP
en Defensie zijn de afspraken aangaande communicatie tijdens een
arbeidsvoorwaarden onderhandelingstraject uitgebreid besproken. Beide partijen
staan nog steeds achter de gemaakte afspraken; ze werden evenwel op een aantal
punten verschillend geïnterpreteerd. Afgesproken is dat wij elkaar in de
toekomst niet (meer) verrassen met communicatie- uitingen. Hiermee zijn we er
uiteraard nog niet, maar dit gaf ons wel voldoende comfort om weer fysiek te
gaan deelnemen aan het overleg van de Werkgroep arbeidsvoorwaarden. Voor ons
blijft het uitgangspunt simpel: Het arbeidsvoorwaardenoverleg heeft op dit
moment prioriteit 1, 2 en 3. Als er dan voldoende comfort is om weer fysiek
deel te nemen is de keuze helder. In het laatste SOD hebben wij de minister en
de zusterorganisaties opgeroepen om zo snel als mogelijk tot een sterk
verbeterd onderhandelaarsresultaat te komen.
Maar nogmaals: Snelheid mag nooit ten koste gaan van
kwaliteit. Ik wens de onderhandelaars, zowel van Defensie als van de
zusterorganisaties, veel succes en wijsheid toe.
Voorwoord ACOM Journaal maart 2019
Op het moment dat ik dit voorwoord schrijf is het overleg in de sector
Defensie weer hervat. Wel in aangepaste vorm, want er moet uiteraard veel
gebeuren. Naast het arbeidsvoorwaardenoverleg dient er immers ook over vele
andere dossiers overlegd te worden en dient de toch wel beperkte tijd
zorgvuldig verdeeld te worden. Velen denken nu dat het hek van de dam is en dat
nu alles weer op de agenda’s kan komen. Het overleg heeft immers geruime tijd
stil gelegen waardoor er een aanzienlijk aantal onderwerpen is blijven liggen.
Maar daarnaast is het altijd opvallend dat er na het hervatten van het overleg
allerlei nieuwe (en vaak grote) plannen op tafel komen. Alsof de mensen door
het stil liggende overleg tijd over hadden om nieuwe plannen te bedenken en uit
te werken, terwijl het juist mooi zou zijn om zaken die er al lagen en liggen
een hoge prioriteit te geven. Waar dat ons zal gaan brengen zal de tijd moeten
leren, maar ik laat er geen misverstand over bestaan. Voor de ACOM staat op dit
moment het arbeidsvoorwaardenoverleg op de eerste, tweede en derde plek. Daar
heeft het personeel van Defensie, maar ook de organisatie Defensie recht op. De
negatieve spiraal waar Defensie zich in bevindt moet immers nog steeds omgebogen
worden. Elke dag vertrekken er weer teveel goede en fijne collega’s voordat ze
daadwerkelijk met UGM/FLO zouden mogen gaan. Hoewel ook wij constateren dat de ervingseffecten
toenemen, is het eindresultaat nog steeds dat de vulling (van met name
militaire vacatures) te laag is en afneemt. Maar ook, zoals eerder gezegd, dat
ervaren militairen vertrekken en dat de militairen die beginnen bij het mooie
‘bedrijf’ Defensie geen enkele ervaring hebben. In de wereld om Defensie heen
wordt veelal aangegeven dat bedrijven niet kunnen groeien omdat er geen
voldoende (kwalitatief en kwantitatief) personeel te verwerven is. De top van
Defensie herhaalt telkens maar dat Defensie aan het groeien is. Het enige wat
wij echter telkenmale zien groeien is het aantal vacatures. Het aantal
militairen neemt af terwijl het aantal functieplaatsen telkenmale groter wordt.
Deels probeert men dat te verbloemen door steeds meer burgercollega’s aan te
nemen, - maar let wel dat lost het probleem niet op. Op dit moment is de
vullingsgraad onder het burgerpersoneel meer dan 100%. Allemaal gewaardeerde
collega’s die belangrijk en nuttig werk verrichten. Maar het is de krijgsmacht
die de grondwettelijke taken dient uit te voeren. Dat kan de krijgsmacht niet
zonder burgermedewerkers, maar het zijn uiteindelijk wel de militairen die dat
moeten doen! Op vrijdag 1 maart was het “nationale complimentendag” en op die
dag heb ik een tweet geplaatst om het personeel van Defensie een compliment te
geven. U allen verdient immers mijn respect en waardering voor het feit dat u
allen toch maar elke dag weer met de beschikbare mensen en middelen het
verschil blijft maken. Ik herhaal dat compliment hier graag. U verdient dat
respect en die waardering namelijk elke dag. En dat zou u niet alleen van mij
moeten horen maar van heel Nederland!