2018-11-23_Jan_Kropf_

Voorwoord ACOM Journaal oktober 2020

Op het moment dat ik dit schrijf wordt Nederland opnieuw aangevallen door een (her)gegroepeerde onzichtbare vijand: COVID-19.

COVID-19 heeft invloed op eenieder hoewel de mate van impact uiteraard voor iedereen anders is. Sommigen klagen al dat 1,5 meter afstand houden teveel is of dat het (op sommige plaatsen) verplicht moeten dragen van een mondkapje een inperking zou zijn van de vrijheid van mensen.

Maar ik zie dit alles toch als kleine, maar heel vervelende, ongemakken. De mensen die het echt raakt zijn degenen die besmet zijn (of worden) met COVID-19 en daar daadwerkelijk symptomen van krijgen. Helaas overlijden er ook nog steeds mensen aan COVID-19 en al deze mensen die daadwerkelijk lijden (of eraan overlijden) en hun naasten zijn uiteraard de enigen die echt reden hebben om te klagen. Laten we dus vooral de “kleine ongemakken” accepteren en vooral samen proberen deze onzichtbare vijand te verslaan.

Maar er is nog een ‘kleinigheid’ waar we last van hebben. Er gebeuren zaken binnen Defensie die, naar mijn mening, het daglicht niet kunnen velen. Zaken die strijdig zijn met de gedragscode Defensie en vigerende wet- en regelgeving maar bovendien zorgen voor veel onrust op de werkvloer. Het duidelijkste voorbeeld daarvan is de gang van zaken rondom de “salariëring van een achttal stafadjudanten”. U heeft daarover meer kunnen lezen op de website van de ACOM en ook elders in dit ACOM Journaal is daar een artikel aan gewijd.

Rode draad in dit verhaal is dat een aantal opperofficieren gemeend heeft aan onder hen geplaatste stafadjudanten een hogere beloning toe te moeten kennen dan op basis van wet- en regelgeving (en gemaakte afspraken) toepasselijk is. Op vragen hierover werd door de Defensie niet gereageerd en daardoor kreeg een en ander een nog grotere lading. De relevante stukken moesten namelijk worden opgevraagd via een WOB-procedure. Zelfs daarop heeft Defensie, ondanks herhaalde vragen en een formele ingebrekestelling, niet willen reageren.
Pas toen een en ander bij de rechtbank lag heeft men deels antwoord gegeven op de gestelde vragen.

En dat is nu precies waar de schoen wringt. Dit gaat immers steeds meer op “achterkamertjespolitiek” lijken en dat kan nooit de bedoeling zijn. Defensie in het algemeen en de Defensietop in het bijzonder dienen zich te houden aan de gedragscode Defensie, wet- en regelgeving en gemaakte afspraken. Dan hoeft men niets te verbergen of te verzwijgen en dat is goed voor Defensie maar ook voor alle betrokkenen.

Daarbij wordt overigens vrijwel geen enkele optie uitgesloten. Er zou een melding misstand gedaan kunnen worden, een integriteitsmelding en wellicht zijn er zelfs redenen (voor Defensie) om een en ander tuchtrechtelijk te laten toetsen of is er zelfs sprake van strafrechtelijke issues. Het lijkt mij immers erg vreemd dat er door middel van een aantal vaststellingsovereenkomsten (VSO-en), waarbij het lijkt dat er sprake is van een gecoördineerde actie, aanzienlijke sommen defensiegeld, kunnen worden toebedeeld aan een aantal werknemers van Defensie. Waar trekken we dan de lijn? Een werknemer die een paar tientjes teveel declareert of een kleinigheid van het werk mee naar huis neemt wordt zwaar aangepakt en vaak voorgedragen voor ontslag maar als we werknemers vele duizenden euro’s laten toekomen via een VSO is dat geen probleem?
Dit dossier is voor de ACOM echt nog niet gesloten en ik zal u over het vervolg blijven informeren.

Voor nu roep ik u graag op om voorzichtig te blijven, zoveel als mogelijk de corona-maatregelen te volgen (in de wetenschap dat werknemers van Defensie een kritisch beroep hebben en derhalve zaken ook door moeten gaan) en vooral om gezond te blijven.

Voorwoord ACOM Journaal september 2020

Het reces zit er weer op en er komen weer “gewone werkweken” aan. Gewoon tussen haakjes omdat er uiteraard op geen enkele wijze sprake is van gewoon. Corona is nog niet verslagen en voorzichtigheid is en blijft geboden.

Ik hoop dat u ondanks alles toch heeft kunnen genieten van de reces- of vakantieperiode maar bovenal dat u en de uwen niet getroffen zijn door corona. Een onzichtbare vijand die voor velen helaas zeer grote gevolgen heeft (gehad). De huidige situatie noemt men het “nieuwe normaal”. Ik zou toch graag over niet al te lange tijd zien dat we er op terug kunnen kijken als het “tijdelijke abnormaal”.

Ook op een ander vlak hoop ik dat er geen sprake is van “een nieuw normaal”: De stroperigheid binnen het overleg in de sector Defensie en de zaken daaromheen. Een voorbeeld: Er is al jaren discussie over het “fenomeen stafadjudanten”, en wij vragen al jaren om dat onderwerp op de overlegagenda te plaatsen. Uiteraard praten vele mensen erover; ook ikzelf en mijn collegae, maar verder dan korte opmerkingen en beperkte discussies zijn we in het overleg tot op heden niet gekomen.

Het onderwerp staat al jaren op de voorraadagenda. Vorig jaar is er in een formeel overleg kort over gesproken. De CDS had namelijk een nota uitgebracht waarin hij aangaf van mening te zijn dat de Defensie-onderdeelsadjudanten en de krijgsmacht-adjudant bij de effectieve rang van adjudant een financiële rang van maar liefst majoor dienden te ontvangen. Uiteraard waren de bonden, de ACOM incluis, verbolgen. Niet omdat we die mensen dat salaris zouden misgunnen, maar bovenal omdat we er dan eerst afspraken over zouden willen maken. Volgens de voorschriften zijn immers de rang en het salarisnummer bepalend voor het salaris van een militair. Willen we dat anders doen, dan moet daar over gesproken worden waar het hoort: aan de overlegtafel tussen Defensie en de vakbonden.

De hoofddirecteur personeel was klip en klaar. Namens de staatssecretaris gaf hij aan dat er aan deze nota geen uitvoering werd gegeven voordat daarover met de bonden was gesproken. So far so good. Vlak voor het zomerverlof kwamen er echter signalen dat er wel degelijk wat gedaan was met de salariëring van de betreffende adjudanten. Geruchten over een bindingspremie maar ook over andere manieren om de salarissen te verhogen. En let wel, er was nog steeds niet inhoudelijk in het overleg over dit onderwerp gesproken en formeel hadden de bonden niets vernomen.
Wij hebben, omdat we vanuit Defensie niet geïnformeerd werden, een verzoek gericht aan de werkgever met verwijzing naar de Wet Openbaar Bestuur (WOB) om te mogen vernemen hoeveel militairen er per OPCO zijn met een effectieve rang van adjudant en een financiële rang van luitenant, kapitein dan wel majoor. We hebben daarnaast gevraagd op welke datum aan deze functionarissen deze financiële rang is toegekend en met welke ingangsdatum. Als het goed is dan zijn deze gegevens met een druk op de knop op te leveren, en kan de bedoelde groep niet voorkomen. Ons is immers verzekerd dat dit niet zou worden ingevoerd voordat daar met ons over gesproken zou zijn.

Defensie had daarop moeten reageren vóór 28 augustus jl., maar heeft dat niet gedaan en ook niet verzocht om extra tijd. Op een mail waarin wij vroegen naar de stand van zaken kwam geen reactie en derhalve heb ik op 2 september een formele ingebrekestelling verstuurd. Als ook de daarin gestelde termijn niet wordt gehaald zit er niets anders op dan een gang naar de rechter.

Bij het ter perse gaan van deze editie van ACOM Journaal was het WOB-besluit nog niet binnen. Als men op zo’n eenvoudig WOB-verzoek niet wil reageren binnen de gestelde termijn rijst de vraag of er iets te verbergen is? En dat zou toch vreemd zijn, de gedragscode van Defensie geldt toch voor elke werknemer, dus ook, en misschien wel juist, voor de Defensietop. Dit prikkelt nog meer de nieuwsgierigheid naar de inhoud van het WOB-besluit. In een volgend nummer van ACOM Journaal, of op de website, informeer ik u hierover!
Voor nu: Blijf gezond en strijdbaar.