Voorwoord ACOM Journaal maart 2020
Mijn vorige voorwoord begon met “Vlissingen en mariniers”. Op het moment dat ik dit voorwoord zit te schrijven is premier Mark Rutte in gesprek met Zeeuwen in Vlissingen om daar een en ander nog eens uit te leggen.
Uitspraken als “muitende mariniers” en “grote imagoschade voor Zeeland” zijn geen uitzondering. Op zich allemaal mooie woorden van Mark Rutte (en VVD-Kamerlid André Bosman) maar echt helpen doet het niet. Ook voor Zeeland zal er een échte oplossing moeten komen, en dat zie ik op heel korte termijn niet gebeuren.
Dat is echter niet aan mij of ons, - en zo heeft iedereen zo zijn of haar eigen problemen die de aandacht vragen. Hoewel ik alle begrip heb voor de gevoelens van de Zeeuwen (in het bijzonder de Vlissingers) maak ik mij meer druk om zaken die Defensie aangaan. En in dit geval is dat met name de situatie van de mariniers en hun gezinnen.
Maar ik heb zeker ook nog een paar andere zaken die mij in de laatste maand veelvuldig bezighielden en ook in de komende tijd wel bezig zullen houden.
De eerste betreft de opleidingen die militairen krijgen of zouden moeten krijgen. De werving van militairen loopt voorspoedig, maar daarna moeten al deze mensen opgeleid en getraind worden. Dat valt niet mee en het gaat dan ook regelmatig niet zoals bedoeld was.
Dat is problematisch aan het worden omdat het regelmatig voorkomt dat mensen weken, maanden en in een enkel geval zelfs langer dan een jaar moeten wachten op noodzakelijke (en vaak zelfs verplichte) opleidingen. Als mensen die opleidingen niet krijgen kunnen ze het werk waarvoor ze bij Defensie zijn gaan werken niet uitvoeren en dat werkt uiteraard demotiverend.
Zelfs zo demotiverend dat mensen daardoor weer kiezen om Defensie voortijdig te verlaten. Zo groeien we nooit, - sterker nog we krimpen nog steeds. En naast dat krimpen van de militaire populatie (kwantitatief) is er ook nog een aderlating doordat mensen die de organisatie verlaten dat doen terwijl ze opgeleid en getraind zijn en jarenlange ervaring hebben. Als we dan jonge mensen laten instromen ontbreken initieel de opleidingen en trainingen in het algemeen en de ervaring in het bijzonder. Als we daarnaast mensen niet (of te traag) opleiden is die aderlating nog groter en dat helpt zeker niet. Integendeel: Het werkt voor velen (weer) demotiverend.
Het probleem is echter dat een en ander ook niet eenvoudig is op te lossen. We hebben immers niet zomaar ervaren mensen over die in staat zijn om hun eigenlijke werk te laten vallen om anderen op te gaan leiden. Wat mij betreft zullen we (de bonden!) daar dus ook samen met Defensie op korte termijn een oplossing voor moeten zoeken. Daarbij sluit ik op voorhand niets bij uit, - als het maar bijdraagt aan een verbeterd perspectief voor Defensie in het algemeen en de militairen in het bijzonder.
Het
punt dat mij de laatste dagen (of langer) vooral intrigeert is het antwoord van
het Openbaar Ministerie (OM) op de aangifte namens duizenden militairen en
veteranen i.v.m. de uitspraken van de Kamerleden Öztürk en Azarkan die militairen
(al dan niet indirect) betitelden als ‘moordenaars’.
Dat
het OM van mening is dat ze aangaande de uitspraken van de heer Öztürk in de
Tweede Kamer niet bevoegd is lag in de lijn der verwachting. Maar dat het OM
vindt dat het herhalen van die buitengewoon grievende uitspraken door de heer Azarkan
in een live tv-programma ook door de beugel kan, is op zijn minst
verbazingwekkend te noemen.
Maar echt schokkend is voor mij de opvatting van het OM dat er, juridisch gezien, bij de operatie in Hawija (en volgens het OM “zoals zo vaak bij militaire operaties”) sprake is van “doden met voorbedachten rade”. Na het mes in de rug door de uitspraken van de DENK-Kamerleden heeft het OM voor mijn gevoel het mes nog enkele malen rondgedraaid. En dat doet pijn, veel pijn! Een ding is dan ook helder, wij zijn er nog niet klaar mee. Wordt dus vervolgd!
Voorwoord ACOM Journaal februari 2020
Vlissingen en mariniers. Twee zaken die, weten we al jaren, niet goed lijken te matchen! Het (lichtvaardig genomen?) besluit de mariniers te verhuizen van Doorn naar Vlissingen, draaide uit op een langdurige soap die in de media breed werd uitgemeten. Maar de laatste maanden kwam de geruchtenmachine stevig op gang: Op 17 januari zou in de ministerraad het definitieve besluit vallen.
Het bleek loos alarm. De ministerraad van 24 januari misschien? Zou dan eindelijk de ‘verlossende’ duidelijkheid komen? Maar nee hoor, er kwam een Kamerbrief. Defensie had het licht gezien, mariniers wilden en willen niet naar Vlissingen en er waren “ineens” serieuze zorgen over het eerdere besluit om het Korps Mariniers naar Zeeland te verhuizen.
Zorgen vanwege het behoud en de werving van de mariniers en daarmee de toekomstbestendigheid en continuïteit van het Korps Mariniers. - Zorgen die zouden kunnen leiden tot heroverweging van het besluit uit 2012. Wow, dat is nog eens een onverwachte ontwikkeling na de discussie van de afgelopen jaren? En dan heeft men het in de Kamerbrief nog niet eens over de zaken die in Vlissingen niet gerealiseerd zouden kunnen worden en de inmiddels aanzienlijk gestegen kosten.
Maar nog vreemder is de passage in de brief dat het kabinet zich tegelijkertijd ook zorgen maakt over de negatieve gevolgen van een mogelijke heroverweging voor de economische structuur en werkgelegenheid in de provincie Zeeland en de gemeente Vlissingen. Wat bedoelt men nu precies? Hebben de provincie en de gemeente “recht op compensatie” als de mariniers toch niet naar Vlissingen gaan?
En gaan we dan serieus in discussie met de lokale bestuurders over proefballonnetjes ter waarde van 2 miljard euro? Krijgen dan alle plaatsen en provincies waar Defensie vertrokken is of niet naar toe is gegaan ook compensatie? Lastige discussie, die we wellicht veel eerder hadden moeten voeren. Dan hadden we wellicht nooit iets hoeven afstoten of inkrimpen. Dat heeft immers nogal wat gekost. Maar kunnen we de redenering ook omdraaien? Als Defensie zich nu wél ergens gaat vestigen of gaat uitbreiden, kunnen we dan een deel van de opbrengsten voor die steden of provincies terug laten vloeien naar de begroting van Defensie? Dan wordt het in ieder geval een zuivere discussie.
Om de een of andere reden heb ik hier toch wel weer een ‘dubbel gevoel’ bij. Politieke spelletjes: En weer zit Defensie in de hoek waar de klappen vallen. Nog even en de politiek komt werkelijk met een compensatie van 2 miljard voor Zeeland en Vlissingen en als men dat dan op de begroting van Defensie zet, hebben we weer extra geld uitgegeven voor Defensie! Ik hoop oprecht dat er aan deze gênante soap snel een einde komt en dat er, zoals aangegeven, uiterlijk 1 april duidelijkheid komt voor Defensie in het algemeen en de mariniers in het bijzonder.
En stel dat het Nieuw-Milligen wordt, centraal gelegen op de mooie Veluwe en op slechts een half uurtje van Doorn, zouden er dan wellicht nog een aantal van de vertrokken mariniers terug willen naar Defensie? Dat zou toch mooi zijn? Ze gingen weg met een FPS2 aanstelling zonder zekerheid over een vast contract en onzekerheid over het al dan niet verplaatsen naar Vlissingen. Nu kunnen ze wellicht terugkomen met de zekerheid van een vaste baan op een luttel half uurtje van Doorn.
Een utopie? Of toch écht een besluit in het belang van Defensie en dus in het belang van Nederland? Wat mij betreft is de vraag stellen in deze ook het antwoord geven. De tijd zal het leren, maar cruciaal voor alle partijen is dat er op korte termijn duidelijkheid en zekerheid komt. Daar kan volgens mij geen misverstand over bestaan!