Voorwoord ACOM Journaal mei 2025
Voor mij is de top 3 van de belangrijkste dagen in het jaar snel samengevat. In willekeurige volgorde zijn dat Dodenherdenking, Bevrijdingsdag en Veteranendag. Helaas moet ik constateren dat andere mensen daar, om uiteenlopende redenen, minder belang aan hechten.
Op 4 mei herdenken we de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in Europa en in Zuidoost-Azië, en sinds 1961 herdenken we ook de slachtoffers van “oorlogssituaties en vredesoperaties waarbij Nederland betrokken was na de Tweede Wereldoorlog”. We herdenken en eren daarmee, naar mijn als altijd bescheiden mening, de mensen die het hoogste offer hebben gebracht voor onze huidige vrijheid.
Daarnaast vieren we de Bevrijding op 5 mei. We vieren dan, wederom naar mijn bescheiden mening, de vrijheden waarvoor de eerdergenoemde mensen het hoogste offer hebben gebracht, waaronder de vrijheid van meningsuiting en het recht om te demonstreren. Die beide vrijheden zijn uiteraard niet grenzeloos maar wel van groot belang. Waar ik me dan mateloos aan stoor is dat er zelfs op 4 en 5 mei mensen zijn die menen deze dagen te moeten verstoren om een mening te geven of om, soms letterlijk, een schreeuw om aandacht te laten horen. Ik acht dat volledig respectloos. Ik heb elke dag van het jaar groot respect voor de eerdergenoemde gevallenen en ik ben dagelijks dankbaar voor mijn vrijheden. Dat er telkens weer mensen zijn die zelfs op deze dagen weigeren respect te tonen is dan ook te triest voor woorden.
De derde dag waar ik groot belang aan hecht is, zoals aangegeven, Veteranendag. Dit jaar heeft Veteranendag ook een andere setting. Door de NAVO-top die daarvoor in Den Haag wordt gehouden, is niet alleen heel Den Haag maandenlang en half Nederland enkele weken ontregeld, maar zijn er ook zeer veel mensen betrokken bij de organisatie in het algemeen en de veiligheid in het bijzonder.
Dit geldt niet alleen voor personeel van Defensie maar ook van bijvoorbeeld de politie. Derhalve was het noodzakelijk om het defilé op Veteranendag te schrappen uit het programma. Jammer, maar dat is wat het is. Ik zal die dag “gewoon” in Den Haag rondlopen. Ik hoop dan met vele leden en niet leden, met veteranen en niet-veteranen, in gesprek te kunnen gaan. Mijn respect en waardering voor veteranen zal die dag niet minder groot zijn door het ontbreken van het defilé, hoezeer ik dat ontbreken uiteraard betreur.
Als we kijken naar de eerdergenoemde dagen, raken wij toch steeds weer doordrongen van het besef dat de wereld om ons heen de laatste jaren steeds onveiliger werd en wordt. De vele conflicten en oorlogen in de wereld, waarvan die in Oekraïne zich toch heel dichtbij afspeelt, zijn zeker nog niet beëindigd en recent is daar nog het snel escalerende conflict tussen India en Pakistan bijgekomen. Men zou haast denken dat de wereldleiders en staatshoofden niets hebben geleerd van de ellende uit oorlogen en conflicten in het (recente) verleden. Honderdduizenden mensenlevens zijn verloren gegaan of verwoest en er is onmetelijk veel schade aangericht. Maar men blijft maar doorgaan en het lijkt dan telkenmale weer zo te zijn dat een mensenleven van generlei waarde is.
Op het moment dat ik dit voorwoord schrijf stijgt er witte rook op uit de geïmproviseerde schoorsteen op de Sixtijnse kapel. Er is een nieuwe Paus, de Amerikaan Robert Francis Prevost, met zijn 69 jaar een relatief jonge Paus, zal als Paus Leo XIV verder gaan. In zijn eerste zegen riep hij op tot “vrede voor alle volkeren.” Laten we dan maar hopen dat deze Pauselijke wereldleider meer invloed heeft dan alle andere wereldleiders die dachten en denken de diverse oorlogen en conflicten te kunnen stoppen en voor vrede te kunnen zorgen.
Vrede zij met u allen.
Voorwoord ACOM Journaal april 2025
De Kamerbrieven, intranetberichten en mediamomenten van Defensie zijn niet meer te tellen. Ik ga gelukkig ook niet over de uitingen van anderen in het algemeen en van Defensie in het bijzonder. Toch valt er wel een bepaalde rode draad op. Wij zeggen al jaren dat Defensie er grote moeite mee heeft zich te houden aan wet- en regelgeving en om gemaakte afspraken na te komen.
Als ik nu eens kijk naar de Kamerbrief “Onze mensen, onze toekomst; meer, beter en sneller“, van 24 maart jl. vallen er wel een paar zaken op. Allereerst kan er wat mij betreft geen discussie over bestaan dat Defensie op vele vlakken serieuze stappen moet zetten. Qua materiaal, materieel, infrastructuur en last but not least qua personeel.
Als we echter kijken naar een aantal zaken die in de brief genoemd worden dan roept dat nogal wat vragen op. Zo staat er dat Defensie met het oog op het huidige dreigingsbeeld nog sneller dan aanvankelijk gepland moet kunnen groeien en moet veranderen van een organisatie die vooral was ingericht op het kunnen uitvoeren van missies in het kader van de tweede hoofdtaak, naar een organisatie die voortdurend inzetgereed is.
Defensie wil die nieuwe organisatie in 2030 of zoveel eerder als mogelijk hebben gerealiseerd. Dat roept dan meteen vragen op. Hebben we de tijd tot 2030 om e.e.a. te realiseren. De spanningen lopen dagelijks op en dan lijkt 2030 wel heel erg ver weg.
Vervolgens staat er onomwonden dat Defensie klaar staat om zo nodig te vechten. Dan is de vraag of men het serieus heeft over heel Defensie of over de krijgsmacht? Als men op Defensie doelt hoe en waar wil men de zeer noodzakelijke burgercollegae dan inzetten? Als men het heeft over de krijgsmacht, hoe zit het dan met de soms zeer beperkt opgeleide dienjaarmilitairen en de reservisten?
Verderop in de brief spreekt men over de vulling. Het zou dan (aanvankelijk) gaan om ongeveer 100.000 mensen: beroepsmilitairen, reservisten (veelal in deeltijd) en burgerpersoneel. Rijst de vraag: als een reservist voltijd werkt moeten we hem of haar dan niet gewoon aanstellen als beroepsmilitair, al dan niet met een tijdelijke aanstelling?
En dan de regelgeving. Hoe gaat men de reservisten verplicht laten opkomen “als het er om spant”. Hoe staat het met de zekerheden van de reservisten die dan verplicht worden huis en haard en ook hun andere werkgever tijdelijk (hoe lang is tijdelijk?) te verlaten om bij Defensie het o zo belangrijke werk te verrichten?
In een eerdere Kamerbrief beloofde Defensie duidelijkheid te scheppen over het meer verplichtende karakter van de reservistenstatus. Daar zouden wellicht nog afspraken over gemaakt moeten worden met werkgevers. Weinig tot niets meer over gehoord.
Ook verrassend is de zinsnede over onze burgermedewerkers. Er zou sprake zijn van een “schaalbare burgercapaciteit”. Hoe ziet men dat? Hoe kan men burgermedewerkers met een deeltijdaanstelling (en soms ook nog een andere baan) verplichten om meer te werken als Defensie dat vereist? Zo zijn er veel meer vragen maar tot slot. Alle medewerkers van Defensie, nu en in de toekomst, dienen vooraf duidelijkheid te hebben over alle rechten en plichten. Maar bovenal dient men volledig en juist opgeleid, opgewerkt en getraind te zijn voor de uit te voeren taken en uiteraard kunnen beschikken over de beste middelen, kwalitatief en kwantitatief, om die taken uit te voeren.