Voorwoord ACOM Journaal december 2024
Op het moment dat ik dit voorwoord schrijf is het debat gaande in de Tweede Kamer der Staten-Generaal waar de Defensiebegroting voor 2025 wordt behandeld. Een bijzondere begroting in een bijzondere tijd.
Waar die begrotingsbehandeling ons zal brengen zal de tijd leren. Maar gezien de betogen lijkt het voor de hand te liggen dat er niet al te veel op “beknibbeld” zal worden, sterker nog, wellicht komt er zelfs wel wat bij, niet alleen voor Defensie maar ook voor de steun aan Oekraïne waar de dappere strijders niet alleen vechten voor hun eigen vrijheid maar ook voor die van ons.
Het blijft toch apart dat iedereen roept dat we Oekraïne blijven steunen zo lang dat nodig is, maar vervolgens willen we, qua begroting, ruim een miljard minder gaan doneren aan dat land. Mooi als de politiek aangeeft dat we Oekraïne dan in ieder geval verbaal moeten steunen, maar dat doet me toch wel weer terugdenken aan een bekend politicus in het verleden die vol trots aangaf dat de militairen ook gewoon “pang” konden roepen. En daar wint men doorgaans geen oorlog mee.
In het jaar dat Nederland voor het eerst voldoet aan de afgesproken NAVO-norm van 2% van het BBP, is de roep in de wereld om ons heen, en van de nieuwe secretaris-generaal van de NAVO, Mark Rutte, in het bijzonder, toch wel duidelijk. Twee procent is niet genoeg en we hebben in die zin dan ook slechts de weg in de goede richting ingeslagen. Structureel naar 3 of zelfs 4%, lijkt toch meer op de nieuwe werkelijkheid. Of we daar gaan komen en wanneer, zal de tijd moeten leren.
Het Kamerlid Joeri Pool (PVV), gaf in voornoemd debat nog maar eens aan waar het echt om gaat in de krijgsmacht: de militairen. Militairen die recentelijk de Carnegie Wateler Vredesprijs hebben ontvangen voor de inzet in de vele vredesmissies in de wereld. Een terechte en welverdiende prijs. De krijgsmacht krijgt de vredesprijs voor alle inzetten in meer dan 80 vredesmissies ter wereld.
En daar hebben we nog steeds wel een probleem, circa 10.000 vacatures onder militairen en dat terwijl Defensie wil groeien. Tegelijkertijd wil Defensie ook dat de defensie-industrie gaat groeien. Daar vissen we toch wel samen in de vijver met zeer schaars personeel. Naar mijn mening lossen we dat niet alleen op met extra burgers, extra reservisten of met het dienjaar. Recent werd dan ook in de pers gemeld dat Defensie een onderzoek heeft gedaan naar de opkomstplicht. Oh nee! Natuurlijk, het is geen onderzoek! Dat ligt gevoelig, - het gaat uiteraard om een verkenning.
Voor veel zaken kan men prima mensen aannemen die voor relatief korte perioden in dienst zijn, of dat nu dienstplichtigen, ‘dienjarigen’ of reservisten zijn. Evenwel is vaak de dienstperiode te kort om de juiste opleidingen en trainingen te doorlopen en voldoende geoefend te geraken.
Voor de ene functie kan dat prima, voor de andere functie is dat ongewenst. En dan hebben we het nog niet eens over de problemen die bij elke nieuwecollega om de hoek komen kijken qua infra, opleidingscapaciteiten et cetera. En als toetje: kunnen we die betreffende militairen dan ook allemaal verplicht oproepen in werkelijke dienst en onder welke voorwaarden? Genoeg vragen, maar laten we vooral op zoek gaan naar antwoorden.
Voor nu wens ik u en uw naasten een Gezegende Kerst en een vredig, gezond en bovenal veilig Nieuwjaar.
Voorwoord ACOM Journaal november 2024
Dit voorwoord begin ik anders dan anders. Recentelijk zijn er immers zaken besproken die uw rechtspositie op vele manieren zouden kunnen beïnvloeden. Laat ik er daarvan toch eens eentje uit lichten. Zo is er gesproken over de status van reservisten en de aanstellingsvorm van dienjaar-militairen (of is het nu dienmodel-militairen?).
Laat ik beginnen met te stellen dat ik een groot voorstander ben van reservisten en van dienjaar/dienmodel-militairen. Daar kan en mag geen misverstand over bestaan. Deze militairen zijn echter per definitie niet helemaal gelijk aan beroepsmilitairen en het grootste verschil zit naar mijn mening in twee essentiële punten.
Allereerst hebben beroepsmilitairen (bij goed functioneren e.d.) een vaste aanstelling tot aan het functioneel leeftijdsontslag. Reservisten en dienjaarmilitairen uiteraard niet. Sterker nog, die vertrekken in principe wel uiterlijk op de leeftijd van het leeftijdsontslag, maar komen niet in aanmerking voor de uitkering gewezen militairen (UGM). Het tweede essentiële verschil betreft de verplichting om daadwerkelijk dienst te kunnen of moeten verrichten. Elke beroepsmilitair weet dat hij/zij “met een druk op de knop” waar dan ook ter wereld kan worden ingezet en dat daarbij in het meest extreme geval het hoogste offer gebracht zou kunnen worden. Laten we vooral hopen dat het niet zover zal komen, - maar dat is een andere discussie.
Voor reservisten, en dienjaarmilitairen met een reservistenaanstelling, geldt dit in principe niet. Normaliter zouden die alleen verplicht kunnen worden opgeroepen in, zoals Defensie altijd rept doch nergens in de regelgeving te vinden is, een situatie van “rode scenario”. Simpelweg gezegd: indien we in staat van oorlog zijn of direct betrokken zijn bij een gewapend conflict (mijn woorden).
Defensie heeft echter ook een “oranje-scenario” bedacht. Uiteraard moet defensie in het algemeen en de krijgsmacht in het bijzonder, eerder dan het daadwerkelijke “rode scenario”, beginnen met het opvoeren van de operationele gereedheid en inzetbaarheid. Daar kan geen misverstand over bestaan. Defensie is echter van mening (met steun van andere bonden) dat ook in dat, niet in de regelgeving bestaande “oranje scenario”, reservisten (en daaronder vallen dus ook de dienjaar-militairen), verplicht kunnen worden ingezet. Defensie gaat daarbij uit van het volgende: “De Minister is in geval van buitengewone omstandigheden wettelijk bevoegd reservisten op te roepen in werkelijke dienst, zolang de Minister dit vanwege die buitengewone omstandigheden nodig oordeelt".
Naar onze mening kan alleen de “politieke” minister dat besluiten en dan kunnen deze besluiten uitsluitend worden uitgevoerd in overeenstemming met het gevoelen van de Raad van Ministers. En let wel: dan wordt nog niet eens gesproken over het verplicht in dienst laten komen van de reservisten en/of dienjaarmilitairen. Dit gaat alleen nog maar over het afkondigen van het “oranje scenario”.
Dit kan, uit de aard der zaak, wel eens heel veel impact hebben op het individu maar ook op zijn/haar omgeving. Stel dat u als reservist verplicht moet opkomen voor meerdere maanden of nog langer. Bent u dan zomaar weg te roepen bij uw huidige werkgever?
Als u nu een baan heeft waar u ook in het voor Defensie af te roepen “oranje scenario” onmisbaar bent, wie bepaalt dan de prioriteit? Men kampt immers in tal van sectoren met personeelstekorten. En wat doet dat met uw baan als u weer terugkomt? Is uw baan er dan gegarandeerd nog steeds? En als u nu gewond raakt tijdens de betreffende inzet, waar en hoe gaat u dan werken na terugkomst? En wat doet het met uw privé-situatie als u ineens verplicht in werkelijke dienst moet komen?
Uiteindelijk meer vragen dan antwoorden en tenslotte kunnen we, zoals al eerder aangegeven, alleen maar hopen dat het nooit zover gaat komen.
- 1
- 2
- 3
- …
- 34
- Volgende »