Wat voor werkgever wil Defensie zijn?
Voor de ingelaste vergadering van de werkgroep algemeen personeelsbeleid (WG AP) van 7 juli jl. stond, zoals te doen gebruikelijk, een aanzienlijk aantal onderwerpen op de agenda. Eén van die onderwerpen betrof de brief over “Vulling militaire arbeidsplaatsen BS/DOSCO/COMMIT”, welke naar onze mening overigens ook in een bepaalde mate betrekking had op het vullen van militaire functies bij de “bijzonder organisatie-eenheden” en bij het eigen OPCO en de andere OPCO’s.
De basale discussie in deze gaat over artikel 17 en artikel 20 van het AMAR en de waarde van de handtekening van de Staatssecretaris van Defensie.
In het AVW-akkoord 2017-2018 is, in het kader van het vergroten van de rechtszekerheid, besloten dat militairen niet alleen tijdens het laatst jaar van hun functievervulling in aanmerking zouden kunnen komen (beschikbaar zijn) voor een andere functie, maar ook in het geval van een bevordering.
In het AVW-akkoord 2021-2023 zijn oude afspraken herbevestigd en nieuwe aanvullende afspraken gemaakt over de beschikbaarheid van militairen voor functietoewijzing. Dit akkoord is ondertekend door de toenmalige Staatssecretaris van Defensie, Christophe van der Maat. Kort samengevat zijn militairen dus altijd beschikbaar voor functietoewijzing in het laatste jaar van hun plaatsing en in het geval van een bevordering gedurende de gehele plaatsingsduur. Deze afspraken zijn ook opgenomen in artikel 17 van het AMAR.
Defensie meent echter, daarbij gesteund door de andere bonden/centrales in de sector Defensie, dat er op basis van artikel 20 van het AMAR bepaald kan worden of militairen al dan niet worden aangeboden voor een functie indien men belangstelling heeft getoond en simpelweg beschikbaar is. Voor wat de ACOM (CCOOP) betreft is en blijft dat onacceptabel. Artikel 20 van het AMAR (zie groen gearceerd) is daar dan ook duidelijk over: (ook) de militair die zijn/haar voorkeur kenbaar heeft gemaakt dient bij een beslissing tot functietoewijzing in beschouwing te worden genomen.
De militair dient regie te kunnen voeren over de eigen carrière en het AMAR geeft, gebaseerd op eerdere AVW-akkoorden, aan dat de militair beschikbaar is in het laatste jaar van een functie en in het geval van een bevordering op elk moment ongeacht de resterende plaatsingsduur. De ACOM is en blijft daarnaast van mening dat dit besluit niet genomen had mogen worden door de directeur werkgeverzaken, maar dat hierover overeenstemming diende te worden bereikt in het SOD onder voorzitter van de werkgever van Defensie. Dientengevolge heeft de ACOM in de betreffende WG AP aangegeven niet in te kunnen stemmen met het voorstel van Defensie en zich alle rechten voor te behouden.
Wat de ACOM betreft is de relatie tussen artikel 17 en artikel 20 van het AMAR relatief eenvoudig: Als Defensie een vacature openstelt (of een functie wil gaan vullen) is de afweging van artikel 20 al geweest. Dan kan er geen sprake meer zijn van het opleggen van beperkingen v.w.b. de beschikbaarheid zoals bedoeld in artikel 17. Uiteraard kan men wel overgaan tot het aanwijzen van een militair op basis van lid 2e van artikel 20, maar dat is echt wat anders dan een burger (of een reservist) plaatsen op een functie bestemd voor een beroepsmilitair.
Daarnaast is de ACOM er van overtuigd dat zo’n belangrijk element uit het AMAR niet middels een nota (van in dit geval de DAOG) terzijde geschoven kan worden. Defensie is daarnaast echter, daarbij wederom gesteund door de andere bonden/centrales in de sector Defensie, van mening dat het in zo’n geval geen enkel probleem is om de betreffende functie te laten vervullen door een reservist die men direct wil plaatsen voor een militaire plaatsingsduur van 3 jaar. Hoezo geen verdringing van beroepsmilitairen door reservisten?
Defensie heeft er derhalve geen enkele moeite mee om beroepsmilitairen te beperken in hun plaatsingsmogelijkheden en zelfs hun carrièrekansen en toekomstperspectief te ontnemen. Dit is blijkbaar wat voor werkgever Defensie wil zijn.
Overigens heeft de voorzitter van de WG AP in voornoemde vergadering een meerderheidsbesluit genomen maar daarbij wel aangegeven dat hij in deze eerst nog zal controleren of de gemaakte afspraken al dan niet buiten het wettelijk kader vallen. De voorzitter wil wel slagvaardig zijn maar zeker niet buiten zijn bevoegdheden treden. Dat is naar onze mening nogal vreemd omdat de voorzitter met mandaat aan tafel zit en als hij dan een besluit neemt dan is dat wat het is. Het (nog niet vastgestelde) deelverslag van de voornoemde vergadering kunt u hier teruglezen.
Overigens benadrukken wij daarbij dat, op basis van de signalen die wij vanuit onze achterban krijgen, vele militairen al worden tegengehouden bij een sollicitatie, zowel binnen het eigen OPCO als daarbuiten omdat men “harder benodigd is op de huidige functie”.
Conclusie:
Het is uiteraard aan u om te bezien of u voor zo’n werkgever wilt (blijven) werken die u loopbaan kansen en toekomstperspectief wil ontnemen en u niet de regie wil laten voeren over uw eigen loopbaan, en als dat het geval is of u zich erbij neerlegt dat de werkgever u tegen gaat houden voor een functie (al dan niet vacature) binnen of buiten het eigen OPCO. Als u dat laatste niet wenst te doen roepen wij u, als lid van de ACOM, op om bij een eventuele afwijzing contact op te nemen via info@acom.nl waarna we u kunnen adviseren en zo nodig middels een beroep- en bezwaarprocedure e.e.a. juridisch voor u aanvechten.