Dienjaar: uitdaging, probleem of oplossing
Recentelijk kwamen de antwoorden binnen op de door Silvio Erkens (VVD) gestelde schriftelijk vragen inzake het dienjaar binnen Defensie.
Het dienjaar, ingevoerd zonder enig overleg met de vakbonden in september 2023 met 125 plekken, was initieel bedoeld om “ervaring te kunnen opdoen bij Defensie”. Dat zou dan moeten gebeuren in een tussenjaar na de middelbare school of vervolgopleiding. Men zou dan na een zeer korte (militaire basis) opleiding mee gaan draaien als volwaardig militair. En daar wringt nu precies de schoen. Zonder de mensen waar het om gaat te kort te willen doen kan daar eigenlijk geen discussie over zijn. Als een beroepsmilitair een opleiding nodig heeft voor hij of zij op een functie kan worden geplaatst die doorgaans langer duurt dan een jaar, de maximale periode in dienst van Defensie voor een dienjaarmilitair, dan kan er natuurlijk nooit sprake zijn van een volwaardige militair of het plaatsen op een reguliere functie! Aan een functie zijn immers de nodige opleidings- en of ervaringseisen verbonden en daar zal men doorgaans niet aan voldoen als men uitsluitend een militaire basisopleiding heeft gevolgd.
Ook in de beantwoording van de Kamervragen zitten nogal wat vaagheden dienaangaande.
Zo wordt gesteld dat de deelname van dienjaarmilitairen aan diverse types activiteiten van Defensie, waaronder ook inzet, wat Defensie betreft mogelijk moet zijn als de volgende belangrijke uitgangspunten gewaarborgd zijn:
- deelname moet vrijwillig zijn;
- de dienjaarmilitairen moeten voldoen aan gestelde vaardigheidseisen;
- de rechtspositie moet passend en beschermend zijn.
Dat geeft nogal te denken. Vrijwilligheid is binnen een militaire structuur en organisatie altijd een rekbaar begrip. In het reguliere dienjaar-project zitten uitsluitend soldaten en dat is de laagste rang/stand binnen Defensie. Aangezien elk verzoek van een militaire meerdere dient te worden opgevat als een militair bevel is “vrijwillig” dan dus nog wel eens discutabel. Ook vaardigheidseisen is een rekbaar begrip. Elke militair dient te voldoen aan de militaire basiseisen, dat is duidelijk. Doorgaans zijn er voor elke functie binnen Defensie echter ook nog opleiding-, kennis en ervaringseisen. Normaliter kan men daar niet aan voldoen door alleen een militaire basisopleiding te volgen. Wat bedoelt Defensie dan precies met “men dient te voldoen aan de gestelde vaardigheidseisen?” Het AMAR is daar immers duidelijk over, de initiële opleiding is ten minste gericht op het verkrijgen van de benodigde kennis en vaardigheid voor de eerste functie(s) waarvoor hij is bestemd. En nu spreekt men ineens alleen over vaardigheden. Is de voor de vaardigheden bedoelde kennis dan ineens niet meer relevant of benodigd?
Over de “passende en beschermende rechtspositie” kunnen we kort zijn. Naar onze mening is die er nog niet. Dat blijkt ook wel uit de keuze van Defensie om tussentijds de rechtspositie te wijzigen van reservist naar beroepsmilitair op basis van artikel 11 van het AMAR.
Het meest schokkende in de antwoorden op de gestelde Kamervragen was de mededeling dat er zowel op Zr.Ms. Tromp als Zr.Ms. Karel Doorman elk twee dienjaarmilitairen aan boord zitten. Voldoen deze mensen dan aan de bovengenoemde uitgangspunten? Blijkbaar niet, want Defensie geeft niet voor niets aan dat de aanstellingsvorm van deze dienjaarmilitairen is aangepast van reservist naar beroepsmilitair op grond van artikel 11 van het AMAR. En is dat nu echt de bedoeling, een dienjaarmilitair met een zeer beperkte militaire basisopleiding daadwerkelijk inzetten in een missie in het algemeen en in het hoogste geweldsspectrum in het bijzonder?
Allereerst blijkt hieruit dat de aanstellingsvorm waarop dienjaarmilitairen werden en worden aangesteld niet passend is, anders had men daar immers niets aan hoeven veranderen. Daarnaast voldoet men op deze wijze nog steeds niet op alle fronten aan de gestelde vaardigheidseisen en is de rechtspositie nog steeds niet volledig passend en geborgd.
Maar wellicht nog belangrijker: Artikel 11 van het AMAR is uitsluitend bedoeld voor het tijdelijk aanstellen van militairen (voor een periode van maximaal één jaar) voor de vervulling van een functie die niet door reeds in werkelijke dienst verblijvende militairen kan worden vervuld. En daar is in dit geval absoluut geen sprake van, er zijn (ondanks de grote aantallen vacatures onder militair personeel) immers militairen die de functies aan boord kunnen vervullen. Daarnaast kunnen deze dienjaarmilitairen niet daadwerkelijk op een functie zitten, omdat ze niet voldoen aan de eisen die aan die functies gesteld worden. Wellicht zijn deze dienjaarmilitairen derhalve boven de sterkte toegevoegd (in de bovenrol) maar dan moet Defensie zich toch echt afvragen wat de toegevoegde operationele waarde is van deze dienjaarmilitairen en of dat wel afweegt tegen de risico’s.
Tot slot geeft Defensie aan dat op dit moment met de centrales van overheidspersoneel (vakbonden) gesproken wordt over de rechtspositie van dienjaarmilitairen en dat het van groot belang is dat Defensie en de vakbonden met elkaar in gesprek blijven over de ontwikkelingen rondom de opschaling van het dienjaar en dat wij er overeenstemming bereikt wordt over de rechtspositie van dienjaarmilitairen in het bijzonder.
Op zich een mooie stellingname maar niet echt eerlijk. De vakbonden, waaronder ook zeker de ACOM (CCOOP) hebben vanaf de geboorte van de gedachte over het dienjaar aangegeven te willen spreken over dit onderwerp in het algemeen en de rechtspositionele aspecten in het bijzonder. Dat heeft Defensie op alle mogelijke manieren voorkomen. Nu is er sinds kort, juist omdat dit soort zaken escaleren voor het eerst een voorzichtige start gemaakt met gesprekken over dit onderwerp.
Onze samenvatting van de vraag in de koptekst is dan ook relatief eenvoudig.
Door de wijze waarop Defensie invulling geeft aan het dienjaar, zonder enig overleg met de vakbonden vooraf en zonder juiste rechtspositie en rechtspositionele bescherming, zorgt voor de nodige problemen. Om een en ander te stroomlijnen en rechtspositionele regelingen te verankeren is een uitdaging. Als al die zaken zijn opgelost is het dienjaar wat ons betreft nog steeds geen oplossing voor de grote personele tekorten onder militairen, maar het zal op bepaalde vlakken zeker gaan helpen. Vooral als we zeker stellen dat ze ook daadwerkelijk volwaardig militair worden en derhalve niet alleen vrijwillig maar ook verplicht kunnen worden ingezet in welke inzetvorm dan ook.
Klik hier voor de door Silvio Erkens gestelde Kamervragen.
Klik hier voor de antwoorden op de door Silvio Erkens gestelde Kamervragen.